Download het lesmateriaal en lees/leer meer over de boeken van Arend van Dam
Waaraan herken je een indiaan?
Hij woont in een tent.
Hij draagt veren op zijn hoofd.
Is dat wel zo?
Vroeger las ik graag over indianen.
Ik vroeg me vaak af: leven de indianen nog steeds zo? Of wonen ze nu in gewone huizen? Dragen ze nu gewone kleren?
Hoe zou het zijn om een indiaan te zijn?
Om die vragen te kunnen beantwoorden, ben ik naar Canada gegaan. Ik ben op bezoek geweest bij verschillende indianenstammen.
Eerst in het dorpje Ponoka. De indianen die daar wonen noemen zichzelf: Cree.
In mijn boek ‘Een nieuwe naam voor Volle Maan’ kom je alles te weten over het dansfeest in Ponoka.
‘Een indiaan zonder veren’ speelt zich af in het dorpje Stand-Off. Het ligt in een gebied van de Blackfoot (Zwartvoet).
In dit verhaal gaat een jongen op vakantie naar Canada. Hij leert er Patrick kennen, een jonge Zwartvoet. Net als Arnoud is hij op zoek naar echte indianen. Maar hij is er toch zelf één?
Wil je meer weten over Arnoud en Patrick?
Lees dan de twee extra hoofdstukken en de twee brieven die Arnoud aan zijn
opa schreef.
Hoofdstuk 18. De zweethut.
Bij het binnenrijden van Stand Off wordt Arnoud begroet door een vrolijke Patrick. Langzaam ontwaakt Arnoud uit zijn droom. Was het wel een droom? En die zacht gezongen woorden van een onverstaanbaar lied, waar komen die vandaan? Het kan niet anders of de zanger is Shout, hun begeleider in de zweethut. Sommige woorden van het lied klinken Arnoud bekend in de oren: Mokokit-ki-akamimat. |
|
Hoofdstuk 19. Het medicijnwiel
Als Arnoud het water uitklimt, ziet hij alleen Patrick die zich staat af te drogen met een grote handdoek. Hun kleren liggen op stapeltjes naast elkaar. |
|

Brief 1
Lieve opa,
Denk je dat indianen ook indiaantje spelen?
Ik denk het niet.
Maar wat speelt een indiaan dan?
Speelt hij Portugeesje?
‘En toen was ik Columbus, en toen ging ik dit land inpikken.’
‘En ik dan?’
‘Jij bent een indiaan. Jij moet spelen dat je mijn slaaf bent.’
Een indiaan hoort bij een stam.
Of noem je dat een volk?
Indianen zijn roodhuiden.
Dat lees je altijd in stripverhalen.
Dan roepen de blanken: ‘Kijk uit, daar komen de roodhuiden!’
Hoor ik bij het blanke ras?
En horen de roodhuiden bij een indianenras?
Wat spelen kinderen in andere landen?
‘En toen was ik de terrorist.’
‘En toen was ik de straaljagerpiloot die jou ging bombarderen.’
Ze zeggen vaak: ‘Oorlog is geen kinderspel.’
Maar jongens spelen graag oorlogje.
Ik ook, maar ik wil nooit de vijand zijn.
Zou Patrick, de jongen uit Stand Off weten welke rol zijn volk speelt in stripverhalen en televisieseries?
Ken je Winnetou? Hij is een indiaan. Iemand heeft heel veel boeken over hem geschreven. Maar gek genoeg blijkt hij door de schrijver te zijn verzonnen. Schrijvers moeten eerlijk zijn. Als ik lees wil ik weten of het klopt, of niet. Een schrijver mag schrijven wat hij wil, maar hij moet het wel goed uitleggen. En eigenlijk moet hij zelf hebben meegemaakt wat er in zijn verhalen gebeurt.
Wat vind jij?
Liefs Arnoud

Brief 2
Lieve opa,
Sorry dat ik nog niet eerder heb geschreven. Als het een beetje tegen zit, zijn wij nog eerder thuis dan dat deze brief bij u aankomt.
We hebben zoveel meegemaakt! Het zal wel moeilijk worden om afscheid te nemen. Ik heb een vriend. Zijn naam is Patrick Brave Rock. Hij is een Zwartvoet. Eigenlijk ben ik wel een beetje jaloers op hem. Ik zou best een echte indiaan willen zijn. Patrick vindt dat maar raar. Hij vindt dat ik een betere indiaan ben dan hijzelf. Dat kan natuurlijk niet. Hoewel… eigenlijk heeft iedereen een indiaan in zijn hoofd. Niet zo een die vroeger op jacht ging, die oorlog voerde met vijandelijke stammen, maar een die rondreist en van de natuur geniet, die wijs is en dapper.
Weet je (nu ga ik al net zo praten als Patrick), eerst had ik nogal een hekel aan mijn eigen neef. Maar nu blijkt zelfs hij een beetje in een indiaan veranderd te zijn.
Vandaag heb ik met Patrick paard gereden. En, o ja, de chief van de stam gaat ervoor zorgen dat Patrick geld krijgt om in de Rocky Mountains te leren raften. Want dat is wat hij graag wil. Hij wil een gids worden, net als Shout (Wie dat is vertel ik later wel.)
Lori hebben we ook weer gezien. Dat is een meisje dat we in de bergen hebben ontmoet. Ze kwam met haar ouders naar Stand Off vanwege de powwow. Maar die was al lang afgelopen. Nu heeft de chief ons beloofd dat hij morgen speciaal voor ons een zweethut-ceremonie zal organiseren.
Ik denk dat Patrick een oogje heeft op Lori. Het zou me niet verbazen als het andersom ook zo is. Patrick heeft trouwens een leuke zus, Maureen, die net zo oud is als ik. Ze heeft de Chickendance gewonnen. Van het geld dat ze ermee verdiende (100 dollar) kocht ze kralenkettingen en voor mij twee veren.
Weet je, ik heb heel lang tegen mama lopen zeuren dat ik in Canada wil blijven. Dit is echt het mooiste land ter wereld. Ik voel me hier vrij. Je kunt gaan en staan waar je wilt. Maar nu we bijna naar huis gaan, vind ik het toch niet zo erg meer. Ik ben natuurlijk heel blij om u weer te zien. En ik ben nu eenmaal geen echte Zwartvoet. De mensen in ons dorp, jij en ik, dat is de stam waar ik bij hoor. Natuurlijk horen ook mijn oom en tante erbij. Emma en Christel leren me kunstjes op de trampoline: Crack-the-egg en flip-the-pancake. Tante Joke probeer ik duidelijk te maken dat ze niet bang hoeft te zijn voor de Blackfoot. Ze hebben de strijdbijl definitief begraven.
Je krijgt van iedereen de hartelijke groeten. En ook van Patrick. Hij is een echte indiaan, ook al draagt hij geen veren.
Mokokit-ki-akamimat.
Arnoud

|
|
![]() ![]() ![]() |
Ponoka is zo’n dorp. Op een dag rijden we dit dorp binnen. ‘Ik zie geen enkele indiaan,’ zegt mijn zoon Simon. Ik wijs naar een paar kinderen in de verte. ‘Misschien zijn die jongens die daar aan het voetballen zijn…’ ‘Ze hebben een gewone spijkerbroek aan, en sportschoenen,’ zegt mijn dochter Elisa. ‘Of misschien die man daar, die daar in zijn rolstoel op de veranda zit…’ Mijn kinderen schudden het hoofd. Dan zie ik op een pleintje tussen de school en het dorpshuis een paar indianententen-in-opbouw. Ik ga er meteen op af. Ik vraag om uitleg. ‘Morgen wordt hier een powwow gehouden, ‘ vertelt een van de bouwers. ‘Dat is een dansfeest,’ legt een ander uit. Het is de jaarlijkse powwow van Ponoka. Iedereen is welkom.’De volgende dag rijden we opnieuw naar Ponoka. Overal staan bussen en campers. En uit al die bussen en campers komen indianen, in indianenkleren. De hele dag wordt er gedanst. Een groep jongens van een jaar of 10 danst de chickendance. Na afloop spreek ik een van hen. Ik vraag: ‘Mag ik een foto van je maken?’ Ik vraag: ‘Hoe kom je aan die kleren?’ Ik vraag: ‘Hoe kom je aan die wolvenkop?’ Maar ik vergeet te vragen: ‘Hoe heet je? Hoe oud ben je? Waar woon je?’ Terug in Nederland schrijf ik over de jongen van de foto een boek. |
Jarig in oorlogstijd
Op 9 maart 1943 werd mijn vader 19 jaar. Hier staat hij voor de vrachtwagen waarmee hij door Duitsland reed.
Hij was één van de 500.000 mannen en vrouwen die onder dwang in Duitsland moest werken. Mijn vader is nu 85 jaar. Hij is nog kwiek en fit. Maar hoeveel tijd heb ik nog om samen met hem door Duitsland te rijden en te vragen: ‘Zeg pa, wat deed jij eigenlijk toen het oorlog was? Waarom liet je je dwingen om in Duitsland te gaan werken?’
Daarom dit boek. Daarom deze poging om het verhaal van mijn vader en van al die andere mannen en vrouwen te vertellen.
‘Zeg, opa,’ vroeg Jori. ‘Toen het oorlog was, namen de Duitsers toch alle fietsen mee? Ook die van jou?’
‘Omdat ik knecht was bij mijn vader, mocht ik mijn fiets houden,’ antwoordt opa.
‘Wat had jij een geluk,’ zegt Jori.
‘Nou, eigenlijk niet,’ vertelt opa. ‘Want op een dag kwam ik thuis en toen had mijn broer mijn fiets verkocht.’
De oorlog van mijn neef Jori
Ontsnapt in oorlogstijd