Dit is Henry. Hij woont in Ghana. Henry’s vader is cacaoboer. Ik vroeg Henry of hij zijn vader wel eens helpt. Henry knikte verlegen en zei: ‘Eigenlijk mag het niet, maar als ik uit school kom, help ik hem soms met het open hakken van de cacaovruchten. Dan leggen we de zaden te drogen onder bananenbladeren. Na zes dagen zijn de bonen rijp. Dan leggen we ze op rekken om te drogen. Dat duurt nog eens zes dagen. Als je ze goed kunt horen knisperen, zijn ze klaar.’
Ik vroeg Henry wat hij later wil worden. ‘Cacaoboer, net als mijn vader,’ zei Henry. ‘Maar dat is lastig, want ik ben pas twaalf en ik mag mijn vader niet helpen op het land. Dus ik kan het ook niet van hem leren. Maar gelukkig heeft mijn meester een oplossing bedacht. Omdat bijna alle volwassenen in ons dorp van de cacao leven, krijgen we nu les in cacao op school. De meester leert ons hoe je de plantjes moet opkweken en verzorgen. We leren hoe je de bonen kunt laten rijpen en drogen.’
Ik bedankte Henry voor zijn uitleg. Voor we gingen, vroeg Henry: ‘Heeft u misschien een stukje chocolade voor me?’
Wat een pech! Henry groeit op in een land waarin het stikt van de cacaobomen. De vruchten van die bomen worden verkocht aan Nederland. In Nederland wordt er verrukkelijke chocolade van gemaakt. Maar een jongen als Henry kan die chocolade niet kopen. Onze chocolade is te duur. En bovendien, in de hete zon van Ghana zou het alleen maar smelten.